februari 2016

Onder een boom, in het zand of languit in het gras. Altijd heel dichtbij de aarde. Ik zat het liefst met mijn handen in de modder, taartjes te bakken, grassprieten te plukken en allerlei soorten plantjes te zoeken om heksensoep van te maken. Als vanzelf kwam er dan een heel warm gevoel voor terug. Een gevoel van bescherming. Het best voelde ik dat als ik met mijn hele lichaam plat op de grond lag. Dan was het net of de aarde me omarmde en na een poosje voelde ik een soort hartenklop onder mijn rug ontstaan. Een zachte cadans waarin ik opging en waar ik één mee werd. Ik kan die ervaring het best vergelijken met een innige omhelzing waarbij je op een gegeven moment ook het hart van de ander kan voelen.
Die omhelzing van moeder Aarde is voor mij vaak een surrogaat geweest voor de omhelzingen die ik nodig had van mijn eigen moeder. Me geborgen en veilig voelen. Gesteund en gekoesterd worden. Ik vond het gelukkig in de aarde. In de grond recht onder mijn voeten. Daar waar alles uit ontstaat. Wat ben ik dankbaar dat ik die kans heb gehad in mijn kinderjaren om zo dichtbij de aarde te zijn. Opgroeien op een boerderij met zeeën van ruimte om me heen. Weilanden, slootjes, rijen met knotwilgen. Ik kon me altijd wel ergens terugtrekken om te praten met mijn oermoeder.

Ik hoop dat mijn kinderen en hun kinderen ook nog de gelegenheid krijgen om hun oermoeder te leren kennen.

 

 

 

Moeder Aarde